“Rubens maakte schilderijen van zijn geliefden zoals wij foto’s maken”
Rubens kon met recht en rede een uomo universale genoemd worden. Hij was niet alleen een meesterlijke barokschilder, architect en illustrator maar deed ook de Europese hoven aan als hooggeplaatste diplomaat. In de nieuwe tentoonstelling ‘Rubens Privé’ zien we hem voor het eerst ook als echtgenoot en vader. Een interview met projectcoördinator Martine Maris.

De leden van de familie Rubens keren na eeuwenlange afwezigheid terug naar het Rubenshuis. Hun portretten hingen in de eerste helft van de 17de eeuw aan de muur van het statige herenhuis en werden na Rubens’ dood onder de kinderen verdeeld. Sindsdien zwermden de werken uit over de hele wereld, van de Verenigde Staten tot Rusland. Voor het eerst worden de portretten die Rubens van zijn gezin maakte gebundeld in een tentoonstelling. “Het idee ontstond bij Ben Van Beneden, directeur van het Rubenshuis, en Nora De Poorter, voormalig directeur van het Rubenianum. Over de familieportretten was nog nooit een tentoonstelling georganiseerd, maar die rol was duidelijk voor het Rubenshuis weggelegd. We zitten hier immers niet enkel op de plaats waar Rubens zijn schilderijen gemaakt heeft, maar ook waar hij en zijn gezinsleden vierhonderd jaar geleden geleefd hebben.”
Was het een lastige klus om schilderijen van buitenlandse musea in bruikleen te krijgen?
Collectiebeheerder Martine Maris: “Het feit dat we in het Rubenshuis zitten, maakt het project natuurlijk wel uniek. Op die manier hebben we ook gemerkt dat we een aantal werken konden losweken die anders nooit worden uitgeleend. We hebben een jaar of vijf aan deze tentoonstelling gewerkt en onze directeur is voor enkele cruciale stukken moeten gaan onderhandelen. Dat was onder andere voor de zelfportretten het geval. In de collectie van het Rubenshuis zelf zit er eentje en de twee andere zelfportretten komen uit de Royal Collection van de Britse koningin en het Kunsthistorisches Museum uit Wenen. Dat zijn geen portretten die je voor een gewone tentoonstelling kunt aanvragen. Elk museum heeft een lijst met stukken die in principe niet worden uitgeleend. Wil je zo’n stuk toch in je tentoonstelling opnemen, dan moet je echt je project gaan verkopen en rekenen op de goodwill van de instelling. Maar eenmaal je voor die cruciale werken een toezegging hebt, gaat de bal aan het rollen. Soms durven we ons wel aan Rubens ergeren omdat hij op de portretten die hij voor zichzelf maakte iets zuiniger was en restjes hout gebruikte om het paneel samen te stellen. Een heel mooi portret van zijn twee oudste zonen is opgebouwd uit zeven planken en ook ‘Het pelsken’, het beroemde naaktportret van zijn tweede vrouw Helena, bestaat uit een soortgelijke constructie. Daardoor zijn ze te fragiel voor vervoer. Voor deze tentoonstelling is dat natuurlijk wel jammer dat die topstukken ontbreken, maar met zulke werken kan je geen risico’s nemen.”
In tegenstelling tot de opdrachten voor publieke werken waren deze portretten enkel voor de ogen van de familie bedoeld. Is dat ook in de stukken zelf terug te zien?

Maris: “Erg duidelijk zelfs. Rubens behoorde tot de top qua portretten in opdracht, maar in de werken van zijn vrouwen en kinderen zien we een nog grotere kwaliteit. Er zit meer leven in, ze zijn veel directer. De schilder moest geen rekening houden met decorum en met hoe de mensen zelf geportretteerd wilden worden. En ook de vrouwen stelden zich vrij op omdat ze geen rekening moesten houden met hoe ze overkwamen. Een ander verschil is dat de kleding en de achtergrond in deze portretten vaak onafgewerkt is. Het draait hier immers vooral om de gezichten, de uitdrukking en het karakter. Uit deze werken spreekt echt liefde en een vertrouwensrelatie die we niet zien in andere portretten. Je kan het verschil goed opmerken bij het portret van Rubens’ eerste vrouw Isabella Brant door Antoon Van Dyck. Dat is een prachtig portret want hij was ook een van de beste van zijn tijd, maar het is formeler en terughoudender. In het portret dat Rubens van Isabella gemaakt heeft, zie je dezelfde gelaatstrekken maar haar blik en haar karakter komen veel meer naar voren. Je ziet pretlichtjes in haar ogen, een klein glimlachje om de mond; het lijkt alsof ze een grapje deelt met haar man en op punt staat om te knipogen. Het is een heel dynamisch werk. Eigenlijk is er geen enkele kunstenaar waar dat soort portretten van bekend zijn.
Dezelfde dynamiek valt op in de twee portretten van Rubens’ oudste dochter Clara Serena. Het tweede portret van haar werd eerder bestempeld als navolging van Rubens. Maar in deze tentoonstelling wordt het toch toegeschreven aan Rubens zelf. Welke nieuwe elementen gaven de doorslag?
Het portret was al langer bekend bij Rubensspecialisten maar het was onderwerp van hevig debat. Het Metropolitan Museum van New York besloot om het in 2013 te verkopen. Het werk haalde toen meer dan twintig keer de geschatte waarde op. Het is nu in privébezit en werd volledig gereinigd en gerestaureerd. De groene deklaag werd verwijderd en nu kan je de kwaliteit ten volle inschatten. In de weergave van de ogen herkennen experts toch wel de hand van de meester zelf. En ook het dendrochronologisch [datering aan de hand van het gebruikte hout, red.] plaatst het schilderij dichter in de tijd bij Rubens. Bij een soortgelijk onderzoek in het Met zijn fouten gebeurd, maar het nieuwe onderzoek bevestigt dat het schilderij tot stand kwam in de periode dat Clara Serena ongeveer twaalf was. Om uitsluitsel te bieden moet je kijken naar de stijlkenmerken en onze experts zijn er vol van overtuigd dat Rubens zijn dochter net voor of net na haar dood nog een laatste keer heeft geportretteerd.

Clara stierf vermoedelijk aan de pest toen ze twaalf jaar oud was. Dan moet dit portret toch wel een heel bijzondere betekenis gehad hebben voor de familie.
Maris: “In de vaste collectie van het Rubenshuis hebben we ook een portret van een jongetje op zijn doodsbed. Dat was een praktijk die toen wel vaker werd gehanteerd, want kindersterfte was spijtig genoeg heel hoog en vaak was men er nog niet toe gekomen om het kind te laten portretteren bij leven. Waarschijnlijk heeft Rubens dat ook gedaan bij het tweede portret van Clara Serena. De toon is ook helemaal anders dan bij het eerste: sober en koel van kleur.”
Na de dood van zijn eerste vrouw Isabella stortte Rubens zich op zijn diplomatiek werk. Maar na zijn huwelijk met de 16-jarige Helena Fourment gooide hij het roer om en bleef hij in Antwerpen. Zij is ook opvallend aanwezig op deze tentoonstelling. Was zij meer dan Isabella een muze voor Rubens?
Maris : “Het klopt dat hij dan een heel ander leven gaat leiden. Zowel in zijn werken als in zijn brieven zien we een andere man. Hoewel hij veel verdriet had om Isabella, maakt hij in een brief duidelijk dat hij – hij is dan 53 – toch nog niet klaar is voor het celibaat. Hij kiest voor een meisje uit de burgerij omdat hij geen adellijke vrouw wil die op hem neerkijkt wanneer hij schildert. Ze was jong, maar het leeftijdsverschil was niet zo uitzonderlijk in die tijd. We kunnen inderdaad wel stellen dat zij een muze was voor hem. In de tentoonstelling hebben we buiten het huwelijksportret alle individuele werken die Rubens van Isabella gemaakt heeft. Van Hélèna maakte hij meer schilderijen, maar om de bekende reden konden we die niet allemaal naar hier halen. Ze is een muze geweest want we herkennen haar ook op andere schilderijen. Die beschouwen we niet als portretten, maar haar gelaatstrekken zijn er wel in te herkennen.”
Van ‘Het pelsken’ hangt een reproductie op de tentoonstelling. Dat naaktportret is waarschijnlijk een werk waarvan zowel Helena als Rubens nooit gedacht hadden dat de hele wereld het zou kunnen aanschouwen.
Maris: Dat klopt. Er is geen enkel kunstenaar die zijn eigen vrouw op zo’n erotische manier heeft afgebeeld. Wanneer ze zou wegkijken, creëer je een voyeuristisch effect. Maar Helena kijkt net heel direct terug alsof ze wil zeggen: ‘Kijk maar naar wat ik te bieden heb’. Dat is een werk dat je nooit kan maken als je weet dat anderen het te zien gaan krijgen. Oorspronkelijk was het zelfs nog erotischer want de fontein met een plassend jongetje naast Helena werd overschilderd. Mogelijk door Rubens zelf, maar dat is niet bekend. Nu is de connotatie minder sterk, maar dat motief had eigenlijk een dubbele betekenis. Enerzijds verwees het naar vruchtbaarheid, omdat Helena Rubens op dat moment al vier kinderen geschonken had. Maar anderzijds verwijst het ook zuiver naar seks en de mannelijke ejaculatie. Dus dat was echt ongelooflijk expliciet. In het testament van Rubens stond dan ook uitdrukkelijk dat het schilderij naar Helena moest gaan.”
Naast portretten van Rubens’ familie bevat de tentoonstelling ook enkele zelfportretten. Wat valt op in de manier waarop hij zichzelf weergeeft? |
Maris: “Rubens heeft slechts vier zelfportretten gemaakt, wat in vergelijking met zijn oeuvre en met zijn familieportretten vrij weinig is. Hij portretteerde zich steevast als man van standing en een man van de wereld, en niet als schilder of kunstenaar. Hij kiest er bewust voor om de symbolen van de status die hij bereikt had in de portretten te verwerken: de brede hoed, het zwaard in zijn laatste portret, de ketting in het jongste. Maar tegelijkertijd doet hij zich fysiek niet beter voor dan hij is. Op het laatste portret uit Wenen zie je echt een oude, getekende man: je ziet de wallen onder zijn ogen en zijn huid die de tekenen van ouderdom draagt. Een getalenteerd schilder als hijzelf had dat veel meer kunnen verdoezelen maar hij koos er bewust voor om dat niet te doen. Het zijn dan ook schilderijen die voor de familie bedoeld zijn.